Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cle·ri·cus
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord clericus clerici
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de clericusm

  1. (religie) geestelijk leider binnen een geloofsgemeenschap
    • Moqtada Al-Sadr, de 22-jarige zoon van de in 1991 vermoorde immam Mohamed Sadiq Al-Sadr, werpt zich op als een jong en radicaal alternatief voor de 80-jarige Sistani. Najaf is dezer dagen een gevaarlijke plaats. Enkele weken geleden werd Abdul Majid al-Khoei, een pro-Amerikaanse sjiitische clericus die door de Amerikaanse werd binnengebracht, er vermoord. En gewapende bendes belegerden er gedurende enkele dagen de woning van grootayatollah Sistani. [2] 
    • „Ik kom niet”, schreef Jan terug. „Wat denken jullie wel.” Daarop antwoordde het bisdom per brief: „Een clericus die in concubinaat leeft, dient met suspensie gestraft te worden, waaraan, indien het misdrijf na vermaning blijft bestaan, straffen kunnen worden toegevoegd…” Jan zou uit zijn priesterambt worden gezet als hij niet voor 1 december Threes het huis uit zou zetten. [3] 
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

55 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen