classicus
- clas·si·cus
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | classicus | classici |
verkleinwoord | classicusje | classicusjes |
de classicus m
- (beroep) een beoefenaar van de klassieke talen
- De classicus had veel kennis van puntdichten in het Latijn.
- Het woord classicus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "classicus" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be