civet
- ci·vet
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘door civetkat afgescheiden stof’ voor het eerst aangetroffen in 1567 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | civet | civetten |
verkleinwoord | civetje | civetjes |
- sterk ruikende afscheiding uit een klier bij de anus van de civetkat die wordt gebruikt in de parfumindustrie en die zo'n heerlijke smaak aan de civetkoffie geeft
- (roofdieren) individu van de diersoort civetten
- Het woord civet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "civet" herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "civet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ civet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be