cirkelen
- cir·ke·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
cirkelen |
cirkelde |
gecirkeld |
zwak -d | volledig |
cirkelen
- inergatief in cirkels ronddraaien of rondvliegen
- De vlieg cirkelde om de kaars heen.
- De fotografen cirkelden rond de filmster heen.
- ▸ Af en toe reden groen-witte pick-uptrucks van de grenspolitie ons tegemoet omdat we de Mexicaanse grens naderden. In de lucht cirkelde een helikopter.[1]
1. in cirkels ronddraaien of rondvliegen
- Het woord cirkelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cirkelen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be