• cho·ken
  • uit het Engels [1]

choken [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
choken
chookte
gechookt
zwak -t volledig
  1. de luchttoevoer naar de carburateur verminderen bij het starten zodat een verrijkt benzine mengsel naar de motor gaat
     „Voor het starten choken”, luidt de laatste order. Dat valt nog niet mee. Na een hoop gekuch slaat de motor aan.[3]
     Een ritje maakt direct de charme van het hondenhok duidelijk. Choken en starten, schakelen via een eigenwijze pook in het dashboard. De directe besturing en de herrie aan boord maken het beeld compleet.[4]
  2. het niet kunnen winnen als het er echt op aankomt
  3. wurgen
  4. (informeel) marihuana roken
67 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[5]
  1. choken op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Henk de Boer
    “Op safari in pruttelende koffiepot” (13-05-2005), Reformatorisch Dagblad
  4.   Weblink bron
    Gerard ten Voorde
    “Renault 4, icoon van opkomende mobiliteit” (12-03-2011), Reformatorisch Dagblad
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be