wurgen
- wur·gen
- In de betekenis van ‘de keel dichtknijpen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1291 [1] [2]
- [1] erfwoord afkomstig van:
- Middelnederlands: worgen
- Germaans: *wurgjan
- Indo-Europees: *urǵh-je- ("binden, snoeren")
- Verwant in Germaans:
- West: Oudsaksisch: wurgian, Oudfries: wergia, Oudhoogduits: wurgen, Angelsaksisch: wyrgan, Duits: würgen, Engels: worry
- Noord: Oudnoords: urga
- Verwant in andere Indo-Europese talen:
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wurgen |
wurgde |
gewurgd |
zwak -d | volledig |
wurgen
- overgankelijk iets of iemand vermoorden door het dichtknijpen van de keel
- De slang wurgde zijn prooi.
- Politie zoekt man die machinist wilde wurgen om vertraging [3]
- Zich tussen hangen en wurgen bevinden
zich in gevaarlijke en moeilijke omstandigheden bevinden
- Het woord wurgen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wurgen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "wurgen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ wurgen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ het Parool (21-mei-2012)
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be