• wur·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wurgen
wurgde
gewurgd
zwak -d volledig

wurgen

  1. overgankelijk iets of iemand vermoorden door het dichtknijpen van de keel
    • De slang wurgde zijn prooi. 
    • Politie zoekt man die machinist wilde wurgen om vertraging  [3]
  • Zich tussen hangen en wurgen bevinden
zich in gevaarlijke en moeilijke omstandigheden bevinden
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]