Nederlands

 
chloraal
Uitspraak
Woordafbreking
  • chlo·raal
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord chloraal chloralen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het chloraalo

  1. IUPAC-naam: 2,2,2-trichloorethanal. C2HCl3O
  2. chlooraalhydraat dat men kan gebruiken als slaapmiddel
     Aanstaand biograaf Lucien Custers schrijft over de tragedie van 1904: na een conflict op het Doetinchems Gymnasium (dat de landelijke pers haalde) neemt Dèr Mouw een flesje chloraal in, een sterke slaapdrank, in de hoop dat hij het niet overleeft.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

50 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Dèr Mouw was twee keer bijna dood” (10 december 2011), de Volkskrant
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be