chaufferen
- Geluid: chaufferen (hulp, bestand)
- chauf·fe·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
chaufferen |
chauffeerde |
gechauffeerd |
zwak -d | volledig |
chaufferen [2]
- inergatief een auto besturen
- Het woord chaufferen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "chaufferen" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ chaufferen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be