• cham·pet·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord champetter champetters
verkleinwoord - -

de champetterm

  1. (beroep) (geschiedenis) (voor 1945:) een ordehandhaver op het platteland
    • Misschien is de naam champetter wel onstaan omdat hij toezicht hield onder andere om te controleren of er geen distels groeiden. 
20 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be