calendula
- ca·len·du·la
- uit het Latijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | calendula | |
verkleinwoord |
- (plantkunde) Calendula goudsbloem
- Lelsz verbouwt naast groenten en bloemen, twaalf verschillende keukenkruiden en zo’n tien geneeskrachtige kruiden. Daarvan maakt ze zalfjes en olie voor eigen gebruik en voor familie en vrienden. Lelsz wijst naar de fleurige goudsbloem in de vaas, oftewel calendula in het Latijn. De plant wordt veel gebruikt wordt voor de genezing van wonden. „Sneetjes, kloofjes; calendula zorgt voor een snelle genezing van de huid.” [1]
- ingrediënt van natuurgeneesmiddel
- Westerhof smeert calendulazalf op de grote brandwond bij zijn achterpoot. Maandagmiddag kreeg hij al een boterham met ibuprofen. Naast Zeeman liggen vier andere varkens. „Ze zijn verstoord en ontheemd.” De vijf hebben de schok van hun leven gehad toen de brand uitbrak in hun slaapruimte. Ze wisten te ontkomen door de deur te forceren. „Echt een godswonder.” [2]
- Het woord calendula staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "calendula" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tubantia 20-07-16 Droom van ‘kruidenvrouw’ komt uit in Enschedese Kloostertuin
- ↑ De Telegraaf ANNA MEES 23 jan. 2017 Varkens vinden de nooduitgang
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be