• ca·fé·ta·fel
enkelvoud meervoud
naamwoord cafétafel cafétafels
verkleinwoord cafétafeltje cafétafeltjes

de cafétafelv / m

  1. (meubel) tafel in een café
    • Aan de grote cafétafel zaten de vaste gasten te roddelen over de inwoners van de buurt. 
  1. stamtafel
94 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be