• IPA: /ˈka.ðə/
  • ca·da
  • Van het vulgair Latijnse cata, een ontlening aan het Oudgriekse voorzetsel κατά (o.m. "per").

cada

  1. elk


  • ca·da
  • Van het vulgair Latijnse cata, een ontlening aan het Oudgriekse voorzetsel κατά (o.m. "per").

cada

  1. elk


  • IPA: /ˈka.ðo̞/
  • ca·da
  • Van het vulgair Latijnse cata, een ontlening aan het Oudgriekse voorzetsel κατά (o.m. "per").

cada

  1. elk


  • IPA: /ˈka.dɐ/
  • ca·da
  • Van het vulgair Latijnse cata, een ontlening aan het Oudgriekse voorzetsel κατά (o.m. "per").
  enkelvoud meervoud
  mannelijk     cada     -  
  vrouwelijk     cada     -  

cada

  1. elk
    «Apontou cada um dos seus filhos.»
    Hij wees elk van zijn kinderen aan.


  • IPA: /ˈka.ða/
  • ca·da
  • [onbep. voornw.] Van het vulgair Latijnse cata, een ontlening aan het Oudgriekse voorzetsel κατά (o.m. "per").
  • [zelfst. naamw.] Ontleend aan het Franse cade.
  enkelvoud meervoud
mannelijk cada -
vrouwelijk cada -

cada

  1. elk, ieder
enkelvoud meervoud
cada cadas

cada v

  1. (coniferen) stekelige jeneverbes, Juniperus oxycedrus