• by·pass
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘omleiding’ voor het eerst aangetroffen in 1968 [1]
  • Leenwoord uit het Engels.
enkelvoud meervoud
naamwoord bypass bypasses
verkleinwoord bypassje bypassjes

de bypassm

  1. (medisch) een vaatomleiding om een vernauwd of afgesloten bloedvat te overbruggen
    • Bij verstopte beenslagaders zal een omleiding worden gemaakt met een bypass. 
  2. (informatica) het tijdelijk uitschakelen van een apparaat terwijl er een signaal doorheen blijft lopen
    • Een automatische bypass wordt ingeschakeld als de UPS het gevraagde vermogen niet kan leveren, bijvoorbeeld wegens defect of overbelasting. 
  3. wegomlegging.
    • De bypass wordt aangelegd om de doorstroming van het verkeer te verbeteren tijdens de werkzaamheden aan de Prins Willem Alexanderbrug. 
95 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]