bygningsforretning

  • byg·nings·for·ret·ning
  • Samenstelling van de Noorse zelfstandige naamwoorden bygning en forretning met het invoegsel -s-, met het voorvoegsel for- en met het achtervoegsel -ning
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bygningsforretning     bygningsforretningen     bygningsforretninger     bygningsforretningene  
genitief   bygningsforretnings     bygningsforretningens     bygningsforretningers     bygningsforretningenes  

bygningsforretning, m / v

  1. (economie) aannemersbedrijf, bouwbedrijf, bouwonderneming