Nederlands

 
buurtsupermarkt
Uitspraak
Woordafbreking
  • buurt·su·per·markt
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buurtsupermarkt buurtsupermarkten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de buurtsupermarktv / m

  1. kleine supermarkt waar mensen hun dagelijkse boodschappen kunnen doen
     Hij vindt het een mooi woord. Superieur. Het klinkt alsof hij iets uitzonderlijks heeft gedaan. 'Het meeste komt uit de buurtsupermarkt,'verklaart hij. 'Voor de Hollandse groenten en fruit, het vlees en de zuivel ga ik naar de boeren uit de buurt.'[1]
     Dieronvriendelijke ‘kooi-eieren’ worden door de grote supermarktketens al meer dan tien jaar niet meer verkocht, maar in buurtsupermarkten zijn ze nog volop verkrijgbaar. Dat blijkt uit een onderzoek onder supers, in opdracht van Wakker Dier.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  2.   Weblink bron “„Kooi-ei nog volop bij buurtsuper”” (16 november 2016), Reformatorisch Dagblad