Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • buurt·kerk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buurtkerk buurtkerken
verkleinwoord buurtkerkje buurtkerkjes

Zelfstandig naamwoord

de buurtkerkv / m

  1. (religie) meestal een wat kleinere kerk voor een gedeelte van een stad
    • Naast de Grote of St. Jacobskerk heeft Den Haag ook verschillende buurtkerken. 

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be