buurjongen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: buurjongen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- buur·jon·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van buur en jongen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buurjongen | buurjongens |
verkleinwoord | buurjongetje | buurjongetjes |
Zelfstandig naamwoord
buurjongen m
- een kind van het mannelijk geslacht dat naast je woont
- Jip is de buurjongen van Janneke.
Gangbaarheid
- Het woord buurjongen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "buurjongen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be