Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bur·ger·pak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord burgerpak burgerpakken
verkleinwoord burgerpakje burgerpakjes

Zelfstandig naamwoord

het burgerpako

  1. een pak als door een burger gedragen
    • De koning draagt tijdens de eedaflegging een burgerpak. 
Antoniemen
  • militair uniform

Gangbaarheid