• bur·ger·be·staan
enkelvoud meervoud
naamwoord burgerbestaan
verkleinwoord

het burgerbestaano

  1. een leven als eenvoudige, saaie burger (dus niet als iemand van adel, of militair of geestelijke)
     Ook houdt Kroos de toon licht, ondanks de serieuze thema's. "Het spervuur van grappen over haar ongemakkelijke burgerbestaan treft vrijwel altijd doel, terwijl ze ontroert met liedjes over opgroeien." De cabaretier was zelf niet in de zaal aanwezig en ontving de prijs via een videoboodschap.[2]
     Op een boerderij in de buurt van het stadje Roldanillo, in het departement Valle del Cauca, worden Luis en een twintigtal andere oud-strijders klaargestoomd voor een burgerlijk bestaan. "Dit is veel beter", zegt hij nu. "Je hoeft je niet meer te verbergen, ik kan nu overal heengaan waar ik maar wil."[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Cabaretprijzen naar Sara Kroos, Alex Klaasen en Elke Vierveijzer” (Dinsdag 26 oktober 2021, 01:18), NOS
  3.   Weblink bron
    Marc Bessems
    “Oud-strijders Colombia bereiden zich voor op de vrede” (Woensdag 23 november 2016, 21:15), NOS