• bu·reau·werk
enkelvoud meervoud
naamwoord bureauwerk
verkleinwoord

het bureauwerko

  1. werk dat men aan een bureau verricht
     De politie is ernstig in verlegenheid gebracht door het filmpje. "Dit is zeker niet de manier waarop wij met verdachten omgaan", zegt een woordvoerder. Gedurende het onderzoek mag de agent alleen bureauwerk doen.[2]
     De politie onderzoekt of de agent regels heeft overtreden door een geladen pistool mee te nemen naar het feest. Tot dat is afgerond mag de agent alleen bureauwerk doen.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Motoragent laat arrestant meerennen” (Dinsdag 14 juli 2015, 00:39), NOS
  3.   Weblink bron “Omhelzing wordt jarige fataal” (Maandag 9 juli 2012, 18:47), NOS