• bui·ten·zet·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
buitenzetten
zette buiten
buitengezet
zwak -t volledig

buitenzetten

  1. overgankelijk uit het gebouw verwijderen
    • Heb je de vuilnisbak al buitengezet. 
vervoeging van
buitenzetten

buitenzetten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van buitenzetten
    • ...dat wij buitenzetten. 
    • ...dat jullie buitenzetten. 
    • ...dat zij buitenzetten. 
94 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be