buitenzetten
- bui·ten·zet·ten
- samenstelling van buiten en zetten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
buitenzetten |
zette buiten |
buitengezet |
zwak -t | volledig |
buitenzetten
- overgankelijk uit het gebouw verwijderen
- Heb je de vuilnisbak al buitengezet.
vervoeging van |
---|
buitenzetten |
buitenzetten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van buitenzetten
- ...dat wij buitenzetten.
- ...dat jullie buitenzetten.
- ...dat zij buitenzetten.
- ...dat wij buitenzetten.
- Het woord buitenzetten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "buitenzetten" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be