buitengooien
- bui·ten·gooi·en
- samenstelling van buiten vz en gooien ww
buitengooien
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
buitengooien |
gooide buiten |
buitengegooid |
zwak -d | volledig |
- naar buiten sturen, wegjagen
- Linda Droesbeke van café De Vierklaver in Puurs ziet 80 procent van haar klanten roken: Als ik de rokers buitengooi, kan ik mijn café sluiten. Dus vanaf januari serveer ik geen eten meer.[1]
- De onderzoekers zagen hoe merelvrouwen soms hun eigen man buitengooien omdat hij kennelijk niet bevalt. Wijnhoven beschrijft het merelhuwelijk als een verstandshuwelijk: „Gezellig zij aan zij op een tak zitten is onbestaanbaar. Hun onderlinge contact valt binnen de rubrieken seks of geweld.”[2]
- Het woord buitengooien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "buitengooien" herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Het Parool 21 DECEMBER 2009 Antwerpse eetcafés zetten eters buiten
- ↑ NRC Wim Köhler 19 mei 2017 In het huwelijk van merels regeren seks en geweld
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be