• bui·ten·bur·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord buitenburger buitenburgers
verkleinwoord buitenburgertje buitenburgertjes

de buitenburgerm

  1. (geschiedenis) iemand die buiten de poorten van de stad woonde maar er wel een burger van was
    • Ook de buitenburgers vluchtten de stad in bij het naderen van de vijand.