• buig·pees
enkelvoud meervoud
naamwoord buigpees buigpezen
verkleinwoord

de buigpeesv / m

  1. (anatomie) een pees die het bot en een buigspier met elkaar verbinden
     Faucon Rouge raakte gewond tijdens de tweede hindernisren en tijdens de Grote Steeple Chase van Vlaanderen liepen Poligroom en Tomcat De Kerser allebei een zware breuk op van de oppervlakkige buigpees respectievelijk aan het rechter- en linkerbeen.[2]
55 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Gaia: ‘Waregem Koerse heeft een loodzware tol geëist’” (29/08/2017), De Standaard
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be