Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brui·lofts·mars
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bruiloftsmars bruiloftsmarsen
verkleinwoord bruiloftsmarsje bruiloftsmarsjes

Zelfstandig naamwoord

de bruiloftsmarsv / m

  1. (muziek) muziekstuk dat men speelt tijdens een huwelijksinzegening
     Trouwen, dat deed je toch niet meer? De enige die de stemming er een beetje in hield, was mijn schoonmoeder, die elk halfuur vroeg of de Bruiloftsmars van Mendelssohn, door mij gedraaid bij opening van de eerste fles champagne, nog een keer op mocht.[1]
     Met de trofee in zijn hand zal hij vier dagen later zijn bruid naar het altaar begeleiden. Niet met de bruiloftsmars uit de speakers, maar met zijn opkomstnummer als darter: 'Shut Up and Dance'.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij  , ISBN 9789023467014
  2.   Weblink bron “De tegenstander van Van Gerwen wil als wereldkampioen naar het altaar” (31-12-2018), NOS