• bron·stig·heid
  • afleiding van bronstig met het achtervoegsel -heid
enkelvoud meervoud
naamwoord bronstigheid bronstigheden
verkleinwoord

de bronstigheidv

  1. toestand van seksuele opgewondenheid
     Het was, wat de obscene visioenen betreft, een veel beeldender bronstigheid dan de normale, die niet door gif gevoed werd.[1]
     Daarnaast hangen De liederlijke student en het beroemde doek van De koppelaarster uit 1625, eigendom van het Centraal Museum. De muziek, het plezier en de bronstigheid spatten er nog altijd van af:[2]
  1. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  2.   Weblink bron “Vernieuwende kunst Caravaggio leidt tot spektakel in Utrecht” (15-12-2018), NOS