• broek·klem
enkelvoud meervoud
naamwoord broekklem broekklemmen
verkleinwoord broekklemmetje broekklemmetjes

de broekklemv / m [1]

  1. (huishouden) klem die ervoor zorgt dat de vouw in een broek wordt behouden
  2. voorziening die voorkomt dat een broekspijp tussen de ketting en het voortandwiel van een fiets kan raken
     Taxi's, bestelbusjes, jongeren met e-sigaretten, mannen met een broekklem rond hun been.[2]