• broe·der·hand
enkelvoud meervoud
naamwoord broederhand broederhanden
verkleinwoord

de broederhandv / m

  1. het schudden van handen als teken van verbondenheid en vriendschap
     Ja, ik behoor tot de broederschap der vrijmetselaars, zei de reiziger die Pierre steeds dieper en dieper in de ogen keek. En zowel namens mijzelf als namens de orde steek ik u de broederhand toe.[2]
     In Tampa (Florida) ontlokte het optreden van ds. Rodney Howard-Browne kritiek. Hij moedigde zondag bezoekers van zijn diensten aan om elkaar de hand te geven. Volgens Howard-Browne, die ook bekend staat als een uitgesproken klimaatscepticus, is het voor gelovigen ongevaarlijk om elkaar de broederhand te geven. Door andere predikanten is dit afgekeurd.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron
    Wim Kranendonk
    “Amerika op voorstel van Trump verenigd in gebed” (16 maart 2020), Reformatorisch Dagblad