bridger
- brid·ger
- Naamwoord van handeling van bridgen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bridger | bridgers |
verkleinwoord |
de bridger m
- iemand die het kaartspel bridge speelt
- Deze veranderingen moeten ertoe leiden dat de 'moderne' bridger tegemoet wordt gekomen. Die zou het 's avonds niet te laat willen maken. [2]
- Opgepakte bridger: ’Stomverbaasd’: Een 83-jarige Nederlandse vrouw die in het Thaise Pattaya werd opgepakt bij een inval op een bridgeclub, zit nog steeds in grote onzekerheid of ze voor de rechter moet verschijnen. Ze werd gisteren samen met 31 anderen gearresteerd voor illegaal gokken en spelen op een locatie die niet zou zijn geregistreerd. [3]
- Het woord bridger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bridger" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 19-02-08 Bridgeclub Culbertson gooit het roer om
- ↑ De Telegraaf 04 feb. 2016 Opgepakte bridger: ’Stomverbaasd’
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be