• bridge·drive
enkelvoud meervoud
naamwoord bridgedrive bridgedrives
verkleinwoord

de bridgedrivem

  1. (sport) (kaartspel) bridgewedstrijd
    • Om bezoekers aan te trekken kende de transfermarkt van afgelopen zondag een aantal extra activiteiten. Er was een goed lopende veiling van bridge-antiquaria en natuurlijk een bridgedrive. Winnaar werd het Amsterdamse paar Lucia Grosmann en Gerrit de Boer. Gerrit, vader van de voormalige Bermuda Bowl winnaar Wubbo, liet mij een geraffineerde verdediging zien tegen een contract dat er in principe altijd inzit:[1] 
    • Gitelman beseft dat Nederland een belangrijke bridgenatie is en daarom een interessante markt. Eergisteren, tijdens de traditionele Pro-Am bridgedrive op de Haagsche Golf- en Country Club in Wassenaar, overhandigde hij het eerste schijfje met de Nederlandse versie van Bridge Master aan minister Joritsma, zelf ook verwoed bridgespeelster: “Ik hoop niet dat ik hieraan verslaafd raak, want dan doe ik dadelijk niets anders meer. Niet dat mijn politieke tegenstanders daar bezwaar tegen hebben trouwens.”[2]  
  1. NRC Jan van Cleeff 6 december 1997
  2. NRC Jan van Cleeff 19 januari 1996