breeuwer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- breeu·wer
Woordherkomst en -opbouw
- afleiding van Naamwoord van handelingbreeuwen met het achtervoegsel -er [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | breeuwer | breeuwers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de breeuwer m
- (beroep)(scheepvaart) scheepstimmerman die de naden van een scheepswant dichtmaakt
Gangbaarheid
- Het woord 'breeuwer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.