brandtoren
  • brand·to·ren
enkelvoud meervoud
naamwoord brandtoren brandtorens
verkleinwoord

de brandtorenm

  1. wachttoren voor het vroegtijdig opsporen van bosbranden
     Het natuurgebied ligt tegen de grens met Noord-Brabant. De brandtoren in het gebied wordt bij code oranje dagelijks bemand. Voor wandelaars gelden strengere regels. Roken wordt sterk afgeraden en kinderen mogen alleen onder toezicht het gebied in.[2]
     De brandtoren op de Kalmthoutse Heide in België is sinds gisteren weer bemand. In mei vorig jaar brak daar een grote bos- en heidebrand uit.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Brandgevaar op Kalmthoutse heide” (Zondag 9 juni 2013, 00:17), NOS
  3.   Weblink bron “Bosbrandgevaar in Brabant” (Dinsdag 27 maart 2012, 11:17), NOS