Nederlands

 
1. Twee helften van een doorgezaagd brandstoffilter.
Uitspraak
Woordafbreking
  • brand·stof·fil·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brandstoffilter brandstoffilters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

brandstoffilter o / m

  1. (motortechniek) onderdeel van een verbrandingsmotor, dat ongewenste deeltjes of vloeistoffen uit een brandbare vloeistof haalt
     De oorzaak van het probleem moet gezocht worden in de kabel van het verwarmingssysteem van het brandstoffilter.[1]
     (…) een van de passagiers haalt op een gegeven moment bijna gedachteloos de brandstoffilter uit elkaar, maakt het ding schoon en sputterend komt de motor weer tot leven.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Terughalen: een verplicht nummer in: Algemeen Dagblad  , jrg. 49 nr. 263 (4 maart 1995), Stichting Algemeen Dagblad, Rotterdam, p. 35 kol. 1
  2.   Weblink bron
    Jane Taylor
    Titicaca, de rustplaats van de poema in: Het Parool  , jrg. 54 nr. 15073 (9 april 1994), p. 39 kol. 3