Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brab·be·laar
Woordherkomst en -opbouw

Naamwoord van handeling van brabbelen met het achtervoegsel -aar

enkelvoud meervoud
naamwoord brabbelaar brabbelaars
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de brabbelaarm

  1. iemand die van alles een rotzooi maakt
    •  
  2. iemand die bij spreken en schrijven alles door elkaar haalt
Synoniemen
  1. warkop, dwarskop, beuzelaar

Gangbaarheid