• bouw·tijd
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwtijd bouwtijden
verkleinwoord

de bouwtijdm

  1. tijd die nodig is om iets te bouwen
     Volgens Rolls-Royce is de bouwtijd van de reactoren in totaal vier jaar. Tom Samson, hoofd van het SMR-project bij Rolls-Royce, noemt in een persbericht de overheidsinvestering "fantastisch nieuws".[2]
     Volgens Brouwer moet bij een toenemende import dit proces makkelijker worden gemaakt. Maar zo'n terminal wordt niet zomaar gebouwd: de productie van de huidige terminal kostte zo'n miljard euro en de bouwtijd ervan is zo'n drie jaar. Daarnaast geldt ook bij vloeibaar gas dat bedrijven gaan over de afname en verkoop van gas, en niet de politiek.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Verenigd Koninkrijk investeert honderden miljoenen in kernenergie” (Dinsdag 9 november 2021, 01:40), NOS
  3.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Veel vragen voor bedrijfsleven na afspraken EU en VS” (Donderdag 26 juli 2018, 18:06), NOS