bouwplek dubbellaags tunnel A2 Maastricht
  • bouw·plek
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwplek bouwplekken
verkleinwoord bouwplekje bouwplekjes

de bouwplekv / m

  1. een plaats waar men bouwt
    • Het is eerder misgegaan op de Haagse bouwplek waar donderdag een dodelijk ongeluk plaatsvond. Vorig jaar is er al een klacht gekomen over een steigeronderdeel dat naast een voetganger belandde.[1] 
    • Ook worden scholieren uitgenodigd op de bouwplek die deel uitmaakt van de verbreding van de verbinding van het snelwegennet Schiphol-Amsterdam-Almere. Postma: ,,Door een kijkje in de keuken te geven, hopen wij ze enthousiast te maken om te kiezen voor een technische opleiding en beroep.”[2] 
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]
  1. de Telegraaf JORN JONKER 27 mei 2016 in BINNENLAND
  2. de Telegraaf GIJSBERT TERMAAT 05 mrt. 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be