bouwmaterialenzaak

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·ma·te·ri·a·len·zaak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwmaterialenzaak bouwmaterialenzaken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bouwmaterialenzaakv / m

  1. (economie) winkel waar men producten die nodig zijn voor het (ver)bouwen kan kopen
     De carnavalsloods moet komen op de plek van het duivensportcentrum langs de fietssnelweg F35, achter bouwmaterialenzaak Raab Kärcher.[1]
     De grond aan de Wooldseweg waar nu een bouwmaterialenzaak zit was zo goed als verworven, op voorwaarde dat de gemeente akkoord zou gaan.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Kink in de kabel bij plan voor bouw carnavalsloods Hengelo” (04-10-2017), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Tanja Kits
    “Verhuizing Vredense Hof afgeblazen: ‘Te grootschalig project’” (03-06-2020), Tubantia