bouwden af
- Geluid: bouwden af (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɑudə(n) ˈɑf / (3 lettergrepen)
- bouw·den af
vervoeging van |
---|
afbouwen |
bouwden (…) af
- meervoud verleden tijd van afbouwen
- Wij bouwden af.
- Jullie bouwden af.
- Zij bouwden af.
- Wij bouwden af.
- Het woord bouwden af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.