boulderen in de natuur
 
boulderen in een klimhal
  • boul·de·ren

boulderen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
boulderen
boulderde
geboulderd
zwak -d volledig
  1. een discipline binnen de klimsport: het klimmen van een korte route op een vaak dicht bij de grond gelegen echte of kunstmatige rots (ook wel een boulder genoemd) zonder het gebruik van een touw of andere vorm van zekering, anders dan een valmat
    • Boulderen is een discipline waarbij je klimt tot vier meter hoogte, zonder de veiligheid van een touw, maar wel met een dikke mat op de grond om een val te breken. Robroek is een van de nieuwkomers in de sport die de afgelopen jaren steeds populairder is geworden. De klimsport debuteert bovendien in 2020 als olympische sport op de Spelen in Tokio. [2] 
    • De Enschedese is al drie keer Nederlands jeugdkampioen geworden in het zogenoemde leadklimmen (met een touw klimmen van routes tot ongeveer 20 meter hoogte), maar ook bij het boulderen (via klimwanden de kortste route kiezen naar ongeveer 4,5 meter hoogte) vindt ze haar weg omhoog. [3] 
    • Bij het lead klimmen gaat het om zo hoog mogelijk klimmen, met een top op zo'n 20 meter. Wie het hoogst komt, wint. Bij het boulderen worden meerdere korte routes geklommen, tot 4,5 meter. Hierbij wint degene die de minste pogingen nodig heeft. [4]