Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouil·lon·soep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouillonsoep
verkleinwoord bouillonsoepje

Zelfstandig naamwoord

bouillonsoep v/m [1]

  1. (voeding) soep gemaakt van een groente- of vleesextract zonder verdere toevoegingen
    • De soberheid -uitgangspunt van de fransiscaner orde waartoe het klooster behoort- zorgt voor evenwicht te midden van alle feestelijkheid. De menu’s voor bijvoorbeeld Kerst zijn niet overdreven overdadig. „Op eerste kerstdag geef ik meestal heldere bouillonsoep. [2] 
    • Giet de bouillonsoep over het vlees en de groenten. [3] 
    • De tocht voert door het Zandstuvebos, het Eerderbos en door het Junner- en Staatsbos. Halverwege de routes krijgen de deelnemers een kop bouillonsoep en een energiereep. [4] 

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reformatorisch Dagblad Mariëlle Oussoren-Buys 17-10-2008 Tafelen in stilte
  3. De Standaard 23/11/2015 om 12:00 door Hanan Challouki Tips uit de Marokkaanse keuken: tajine op drie wijzen
  4. Tubantia 04-04-17, Luvro-veldtoertocht van Wielertoerclub Vroomshoop
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be