bottelarij
  • bot·te·la·rij
enkelvoud meervoud
naamwoord bottelarij bottelarijen
verkleinwoord

de bottelarijv

  1. bedrijf waar men flessen vult met drank
    • Chateau Bejo mag voorlopig doorgaan met de exploitatie van een wijngaard, bottelarij en wijnproeverij aan de Scholtenweg in Haarlo. De bestuursrechter in Zutphen heeft in een voorlopige voorziening (een soort kort geding - red.) de gemeente Berkelland in het ongelijk gesteld. [3] 
    • Het is een verborgen schat. Vanaf de Marskant lijkt het niet veel bijzonders. Maar daarachter gaat een opvallend gebouw schuil. De vroegere bottelarij annex ijsfabriek van Amstel. Bouwjaar: 1928. Een exponent van de Amsterdamse School. Een pand met potentie, vindt Hengeloër Jurriaan Knol. Hij zou het doodzonde vinden als het gebouw gesloopt zou worden. [4] 
  2. proviandruimte van een schip
78 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[5]