Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bots·kus·sen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord botskussen botskussens
verkleinwoord botskussentje botskussentjes

Zelfstandig naamwoord

het botskusseno

  1. een zich bij een botsing snel met lucht vullende zak die de inslag ervan goeddeels opvangt
    • De botskussens bliezen gelukkig op tijd op. 

Gangbaarheid