bosbodem
- bos·bo·dem
- samenstelling van bos zn en bodem zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bosbodem | bosbodems |
verkleinwoord |
de bosbodem m
- de humusrijke grond onderin een gebied waar veel bomen staan
- ▸ Vuurspuwen en vuurspuwende drakenauto’s, dansen op indringende Goa-ritmes tot je door de hitte bevangen werd, dagen van meditatie in hutten die speciaal gebouwd waren voor contemplatie en zelfgemaakte bossen met voddenkleden als bosbodem, wapperende witte guirlandes die de illusie van bomen schiepen en waar het dragen van schoenen uit den boze was; spontane en vaak volstrekt onbegrijpelijke optochten door het kamp, mensen die in hun blootje op de fiets zaten of hoelahoepten, waarschijnlijk ook de nodige seks hadden die een week later toch niet zo vrij voelde of juist wel; gitaargepingel en grootse ideeën, een oneindige rust en het was zo helder als glas dat je je op een plek bevond waar de dingen belangrijk waren en niet uitsluitend werden gedicteerd door gewoontes en conventies.[1]
- ▸ Jaarlijks worden spechtinktzwammen wel ergens in Twente gezien, in de Achterhoek zelden. Ze zijn zo bijzonder dat waarnemers de vindplaats geheimhouden om plukken of vertrappen te voorkomen. Ze komen voor in loofbos met een rijke humuslaag op de bosbodem. In sommige jaren komen op zo’n ze met veel tegelijk te voorschijn. Dit jaar was het minimaal, zoals ook veel andere soorten paddenstoelen. Waarschijnlijk als gevolg van de extreme droogte.[2]
- Het woord bosbodem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)“Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium , ISBN 9789057598500
- ↑ Weblink bron Jan Bengevoord“Spechtinktzwam lijkt echt op een specht” (15-12-2018), Tubantia