bosbesliefhebber
- bos·bes·lief·heb·ber
- samenstelling van bosbes zn en liefhebber zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bosbesliefhebber | bosbesliefhebbers |
verkleinwoord | bosbesliefhebbertje | bosbesliefhebbertjes |
de bosbesliefhebber m
- iets of iemand die graag bosbessen eet
- ▸ Aan de andere kant van de vallei zag ik opeens bruine stipjes bewegen in een veld vol bosbessen. Het waren twee zwarte beren die door de felle zon goudbruin waren verkleurd. Ze waren op een veilige afstand van me vandaan dus ik ging zitten om ze uitgebreid te bestuderen. Het zijn kennelijk nog grotere bosbesliefhebbers dan ik.[1]
- Het woord 'bosbesliefhebber' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers