• bos·bes·lief·heb·ber
enkelvoud meervoud
naamwoord bosbesliefhebber bosbesliefhebbers
verkleinwoord bosbesliefhebbertje bosbesliefhebbertjes

de bosbesliefhebberm

  1. iets of iemand die graag bosbessen eet
     Aan de andere kant van de vallei zag ik opeens bruine stipjes bewegen in een veld vol bosbessen. Het waren twee zwarte beren die door de felle zon goudbruin waren verkleurd. Ze waren op een veilige afstand van me vandaan dus ik ging zitten om ze uitgebreid te bestuderen. Het zijn kennelijk nog grotere bosbesliefhebbers dan ik.[1]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers