Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bor·rel·noot·je
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord borrelnootje borrelnootjes

Zelfstandig naamwoord

het borrelnootjeo dim. tant.

  1. (voeding) een nootje (meestal een pinda) met een krokant laagje eromheen, meestal met een kruidensmaak
Synoniemen

het borrelnootjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord borrelnoot

Meer informatie