Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boom·ken·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boomkenner boomkenners
verkleinwoord boomkennertje boomkennertjes

Zelfstandig naamwoord

de boomkennerm

  1. iemand met een grote kennis van bomen
    • Volgens de boomkenner is dit een echte laurierwilg. 

Gangbaarheid