Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·nen·veld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bonenveld bonenvelden
verkleinwoord bonenveldje bonenveldjes

Zelfstandig naamwoord

bonenveld o [1]

  1. akker waar bonen worden verbouwd
    • David Lesh, eigenaar van een bedrijf met ski- en snowboardkleding, bezit een drone die hij gebruikt om vanuit de lucht ski- en snowboardopnamen te maken. Nadat hij hoorde van de vermiste man besloot hij zijn drone in te zetten. Hij liet het onbemande vliegtuig op zo’n 60 meter hoogte boven een circa 0,8 vierkante kilometer groot bonenveld vliegen. [2] 
    • Ik heb reden te vrezen dat het met de Nederlandse bruine boon binnenkort gedaan is. Het was in Italië, waar een oude boer aan de rand van een bonenveld me zopas vertelde dat dit zijn laatste oogst was. Hij stopt er mee. [3] 
    • Door een tegenvallende opbrengst en de lage prijzen stelde landbouwer Luc Caenepeel zaterdag zijn bonenveld van 45.000 vierkante meter open voor het publiek. Het was voor hem de enige manier om iets te verdienen aan de boontjes, die anders verloren zouden gaan. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen