Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bonds·lei·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bondsleiding bondsleidingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bondsleidingv

  1. bestuur van een sportbond of vakbond
     Mijnders was bij de roeibond jarenlang als bondscoach van de achten actief. Hij ging daarna aan de slag als technisch directeur, maar legde die functie na 2,5 jaar neer om weer trainer te worden. De bondsleiding verwacht voor half mei een vervanger aan te stellen voor Mijnders.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Roeicoach Mijnders uit roulatie” (Donderdag 18 april 2013, 21:04), NOS