bomer

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  bomer    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bo·mer

Woordherkomst en -opbouw

• naamwoord van handeling van bomen met het achtervoegsel -er

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	bomer	bomers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bomer m

1. iemand die veel en breedvoerig kan praten

Synoniemen

• kletskous

Gangbaarheid

• Het woord bomer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bomer" herkend door:

19 %	van de Nederlanders;
13 %	van de Vlamingen.