Belgen hebben weer hun eigen woordjes. 'Zoet' is na schatje de meest populaire koosnaam bij de zuiderburen. Andere liefkozende namen zijn keppe, bolleke en venteke. [1]
Inmiddels gaat het beter. „Ze zijn bij een collega thuis en lopen al uit zichzelf naar de voerbak. Da’s een goed teken.” De dieren hebben de namen Bompie, Bollie en Bolleke gekregen. Voorlopig blijven ze nog even bij de collega van Van Belzen-Ekkel. „ [2]
deel van olleke bolleke: deel van een kinderrijmpje
een bolvormig glas waarin men bier schenkt; het bier dat men in zo'n glas schenkt
Journalist Will Hawkes bracht een bezoek aan ’t Stad, en blijkt duidelijk fan van het Belgische bier. Hij proefde Duvel, een bolleke De Koninck en een Hoegaarden in onder meer De Kulminator en Beerlovers Bar. [3]